‘Mijn ouders hadden problemen, met geld en drugs. Zij vonden mij heel lastig. Toen ik 6 was ging ik naar een pleeggezin. Daar ging het weer mis. Ik voelde me heel eenzaam en onbelangrijk. Soms sloeg ik mijn pleegmoeder. En ik heb ook dingen gestolen. Ik woon nu in een groep met andere kinderen. We hebben allemaal een eigen kamer met eigen spulletjes. Er is hier goed gekeken wat er met me is, en hoe ze mij kunnen helpen. Het lukt sinds kort wat beter om met andere kinderen om te gaan. Ik voel me ook minder alleen en ben vaker blij. Gelukkig word ik niet meer zo snel boos. Wel denk ik vaak aan mijn papa en mama. Ze komen hier langs en dat is wel fijn. Het is de bedoeling dat ik weer thuis ga wonen. Nu logeer ik zo nu en dan thuis.’