‘Mijn vader overleed toen ik twee jaar was. Mijn moeder en ik hebben veel problemen, we maken vaak ruzie. Ze geeft veel geld uit, terwijl ze een uitkering krijgt. Daarom hebben we nu grote schulden. Vaak heb ik geen zin om naar school te gaan, ik spijbel veel. Spijbelde, bedoel ik. Want sinds kort is er wel iets veranderd. We krijgen nu hulp. Eerst vond ik dat maar niks. Maar eigenlijk hadden we geen keus. Ik stond al onder toezicht van een gezinsvoogd. En als er niet snel iets zou veranderen, moest ik ergens anders wonen. Door de hulp die we krijgen praten we weer normaal met elkaar. Ik merk dat er iets veranderd is bij mijn moeder. Ze voelt weer meer als mijn moeder. Eerst bepaalde ik eigenlijk alles in huis, maar dat laat ze nu niet meer gebeuren. En dat is eerlijk gezegd wel fijn. Ons huis is ook wat schoner en sinds kort bellen geen deurwaarders meer aan die geld willen.’